top of page

Mijn oma had Alzheimer. Nee, ze was kinds; zo heette dat toen, halverwege de zeventiger jaren, kinds. Want mensen met Alzheimer gedroegen zich soms als kinderen of leefden in het moment van hun verleden.
Ze was inmiddels zo vergeetachtig geworden dat de familie besloten had dat zij naar een bejaardenhuis moest.
Het kon niet in haar woonplaats, waar ze zo'n beetje altijd gewoond had sinds haar komst van Indië naar Nederland, want daar waren alleen maar katholieke tehuizen en oma was protestants.
Dus werd ze verhuisd van haar dorp naar de stad en kwam ze te wonen in een bejaardentehuis.
Tegenwoordig zijn er verzorgingstehuizen waar men inderdaad speciale zorg kan aanbieden voor dementerende ouderen. Maar tóen nog zeker niet.
Toen waren het bejaardentehuizen en zeker geen verzorgingstehuizen. Een miniem, maar belangrijk verschil.
Ze woonde in een kamertje waar een bed, een  kast, wat stoelen en een tafel bij elkaar waren gepropt.
Spullen die nieuw waren en waar ze geen binding mee had.
Spullen uit het 'nu', zeg maar, terwijl zij voornamelijk in het 'toen' leefde.
En bijna dagelijks, een jaar lang als ik van school naar huis reed met de bus, stapte ik uit bij de halte voor het tehuis waar ze toen woonde.
Halte Bayeuxlaan in Eindhoven. Dan liep ik naar binnen en dan ging ik op bezoek. Op bezoek bij oma, waarvan je niet wist of ze je die dag zou herkennen.
Soms vroeg ze wie ik was en dat maakte me verdrietig, maar soms ook straalde haar gezicht en kreeg ik een oprechte knuffel.
Dan nam ze mij in vertrouwen. Dan vertelde ze me dat haar buurvrouw haar bed had onder gepoept, of dat haar overbuurvrouw was overleden.
Ik wist dat dat niet waar kon zijn, maar ik speelde het spelletje meestal maar gewoon mee. Als kind weet je ook niet wat je anders moet doen.
Oma knipte takjes af van planten in kamers van andere bewoonsters; dat deed ze stiekem om ze zelf thuis in een glaasje water weer op te kunnen kweken.
Ik moest vaak om haar lachen, maar meestal eindigde mijn bezoekje in een tranendal.

Zowel van oma als van mij.
Op het einde van mijn bezoekje bracht ik haar naar beneden, naar de recreatiezaal waar maar weinig te recreëren viel overigens. Behalve dan als je een man was. Dan kon je biljarten. De biljarttafel was altijd beschikbaar. Het zei wel iets over de samenstelling in het tehuis.
We dronken thee en oma had daar altijd een heel speciale manier voor, die ik me nog kan herinneren van háár moeder, toen die nog leefde. Een ritueel wat ik nog zo voor me zie, tot op de dag van vandaag.
De thee werd vanuit het kopje op het schoteltje gegoten, dan werd er even gewacht....geblazen over het schoteltje en dan werd het naar binnen geslurpt met zoveel mogelijk kabaal.
Maar soms als ik oma naar beneden had begeleid, dan zat ze voornamelijk voor zich uit te staren en zei ze niet veel, ook haar thee dronk ze dan niet.
Als ik dan naar haar keek, dan zag ik twee betraande ogen.
"Waarom hebben jullie me weggestopt?"
Ik hoor het haar nog vragen en ik moest haar het antwoord schuldig blijven. Ik wist het ook niet.
"Ik wil hier niet zijn, het doet zo zeer...ik wil naar huis.
"Wil je naar je kamer, oma?"
"Nee, naar huis...."
Momenten dat ze helder was deden ons beiden pijn.

Haar tranen leken met mijn tranen een wedstrijd te doen welke het eerste de grond zouden raken.
Die van haar wonnen altijd, zij was kleiner.
En vandaag zag ik een herhaling van 'De Wereld Draait Door', waarin fragmenten werden getoond van een film van Heleen van Royen die haar dementerende moeder een jaar lang gefilmd had.
Fragmenten uit een bioscoopfilm, een documentaire, met de titel "Het doet zo zeer", woorden die haar moeder zei.

Woorden die oma zei.
Ze deden me denken aan oma, het proces van haar achteruitgang waar ik als kind niets van snapte.
En weer moest ik huilen om haar, mijn oma die zich weggestopt voelde in een kamertje met meubels die ze niet kende, in een stad waar ze nooit eerder gewoond had.
Even dat gemis van mijn oma.
Het doet zo zeer.

19-1-2017

 

bottom of page