top of page

Door het openen van de deur ging er een zoemertje in de winkel af.
Hij vond 't maar een vervelend geluidje.
"Meneer van den Oever, leuk u  weer te zien. Wat kan ik voor u doen?"
"Doet u maar die bos rode rozen. Doet u maar twee van die bossen. Kunt u ze bij elkaar steken?"
"Natuurlijk, meneer van den Oever. Voor u doen we dat altijd graag."
De bloemist maakte handig van de twee bossen een hele grote bos en sloeg er in een vlotte beweging een plastic folie omheen.
"Schuin afsnijden en het snijbloemvoedsel toevoegen. Maar dat wist u al, hè, meneer van den Oever.
Overigens, rozen staan het beste in een glazen vaas. Ze gaan dood van de bacteriën in keramieke en stenen vazen."
"Kijk, dat wist ik nog niet. Ik ga er in ieder geval voor zorgen dat ze in een mooie omgeving komen te staan. Daar kunt u op rekenen."
Hij rekende af en liep met de zware bos rode rozen naar zijn auto.
Voorzichtig legde hij ze op de achterbank.
Toen hij in de auto zat keek hij naar haar fotootje wat in een klein lijstje aan de ventilatieroosters van het dashboard hing.
"Je zult ze weer mooi vinden, schat."
Toen hij na een kwartiertje rijden aankwam, pakte hij de rozen uit en liep naar de deur aan de zijkant van het gebouw.
Daar stonden plastic vazen en hij vulde er een met water.
Niet helemaal vol, want de ervaring had hem geleerd dat deze dan zou overlopen als de rozen er in werden gezet.
Met de rozen onder zijn arm en de vaas in zijn handen liep hij naar het eerste veldje.
Want daar lag ze, zijn Rozemarie...Roosje.
"Hier lieverd, voor jou. Ik zet ze hier maar neer, want ik weet niet meer precies bij welke boom ik je heb uitgestrooid.
De tweede of de derde boom van links, ik heb geen idee. Maar je zult ze toch wel mooi vinden, hè, Roosje.
Het zijn er twintig, voor elk jaar een."
De pin onderaan de vaas werd in de grond gestoken en de rozen werden voorzichtig in het water gezet. Ze stonden mooi.
Met een zakdoek veegde hij een traan van zijn gezicht. Een andere had zijn mondhoek al bereikt en werd met zijn tong weggeveegd.
"Nou schat, ik ga weer. Het begint te regenen en ik heb mijn hoed niet op.
Je ziet me volgend jaar wel weer. Ik zal je niet vergeten."
Met opgestoken kraag liep hij naar zijn auto. Niet omkijkend naar de plek waar hij zojuist bloemen voor de liefde van zijn leven in een plastic vaas had gezet.
Op weg naar huis.
Op weg naar waar de stilte al twintig jaar hoorbaar was.

4-5-2016

 

bottom of page