top of page

Jarenlang het zelfde ritueel. Geen enkel jaar sloeg hij over; ook dit jaar herhaalde hij zichzelf.
Zo tegen het eind van het jaar stapte hij in de taxi, op de hoek van de straat. Op weg naar....
Tja, waar ging hij eigenlijk naar toe?
Ging hij wel ergens naartoe, of vluchtte hij. En áls hij vluchtte, waar vluchtte hij dan voor?
Jarenlang heb ik me ingehouden om het te vragen, maar nieuwsgierig was ik natuurlijk wel.
Jarenlang heb ik alleen maar gekeken naar het ritueel wat altijd een week of twee voor het einde van het jaar plaatsvond.
Maar vandaag had ik zo'n bui waarin ik alles scheen te kunnen en te durven.
Vandaag durfde ik het dan eindelijk aan om te vragen  welk 'ritueel' hij elk jaar uitvoerde.
Nog voordat hij de taxi bereikt had klampte ik hem aan.
We kenden elkaar nauwelijks, dus dat ik, die overbuurman die nooit iets zei, hem op zijn schouders tikte verbaasde hem zichtbaar.
Ik keek in een paar ogen die geen licht schenen te weerkaatsen. Dof en doods. Leeg en kil.
We stonden even tegenover elkaar zonder dat er iets gebeurde.
Ons blikveld werd doorkruist door een vogeltje wat zich niet bewust was van dit bijzondere moment en vrolijk rond huppelde in het gras.
"Elk jaar vertrekt u rond dezelfde tijd. Geen mensen om u heen die afscheid van u nemen, geen getoonde gevoelens bij hetgeen u achterlaat.
Mag ik u vragen, gaat u naar een bestemming, of vlucht u van deze?"
"Jongeman. Elk jaar kijk ik naar u vanachter mijn raamkozijn. Elk jaar versiert u wel uw huis. Elk jaar versiert u wel uw boom, maar versiert u deze zaken om ze mooier te maken om een komend feest te vieren, of versiert u  ze om uw droeve geest te verbergen voor anderen en om te verhullen dat u in werkelijkheid donkere dagen tegemoet gaat?"
Stilte.
De man knikte vriendelijk en liep naar de hoek van de straat waar hij de taxi verwachtte.
Ik draaide mij om en ging naar binnen, waar het haardvuur plaatselijk het huis verwarmde.
Even later stond ik naast het tafeltje waar de post van een aantal weken op twee keurig gesorteerde stapeltjes lag.
Op een van de stapeltjes lag een kaartje met een allervriendelijkste uitnodiging.
"...laat u even weten of u komt?", was de laatste regel achterop de kaart; geschreven in mooi gekrulde letters. Het telefoonnummer stond er onder.
Ik verscheurde het kaartje; ik zou niet komen.
Terwijl ik zag hoe de overbuurman in de inmiddels gearriveerde taxi stapte, haalde ik de lampjes weer uit de boom en deed de ballen en de kerstengeltjes terug in de voor hen gereserveerde plastic bewaardozen.
Ik besloot om dit jaar niet te vluchten in lampjes en bacchanalen, maar om te gaan waar de taxi van het leven me deze twee weken heen zal voeren.
Het zal een mooie reis worden

18-12-2016

 

bottom of page