top of page

​Ik zag hoe bij haar de tranen over haar wangen een weg naar beneden zochten om zich daar, met een zachte plons, te vermenigvuldigen in wel duizend soortgenoten.
Haar oude stramme lijf had haar werk jarenlang naar volle tevredenheid gedaan, maar was nu meer een last voor haar dan een zegen.
Het bukken deed haar pijn.
Toch kromde ze haar rug om hem een laatste kus te geven.
Een laatste kus voordat de dokter een einde zou maken aan zijn voltooide leven.
Het was mooi geweest, het was klaar.
En iedereen in de ruimte die afscheid kwam nemen wist dat; het was mooi geweest.
Ik was verguld te zien hoe zij haar emoties de vrije loop kon laten; ondanks een gehard leven vol verdriet en pijn.
Het wende immers nooit.
Hoezeer ik op een bepaalde manier ook kon genieten hoe zij haar emoties kon tonen, ikzelf kon dat niet.
Ik wilde mijn verdriet niet laten merken en beet, zo hard ik kon, op de binnenkant van mijn wang.
Ik wilde sterk zijn…voor haar.
Met een laatste aai door zijn haren, gevolgd door een zachte kus, rechtte zij haar rug en gaf ze ruimte aan mijn twee kinderen, die op gepaste afstand het tafereel hadden gade geslagen.
Twee grote kerels die, nu het er op aan kwam, zich tegen mij aan vlijden; niet wetende waar zij anders heen moesten met hun verdriet en emoties.
Na zacht aandringen zette de eerste een kleine stap vooruit, tuitte zijn lippen en drukte deze voorzichtig tegen zijn wang. Een laatste groet, een laatste kus.
“Sorry”, hoorde ik hem zeggen. Daarna zweeg hij en zag ik hoe zijn schouders zacht schokten.
Hij draaide zich om en zocht bij mij de eerder verlaten geborgenheid.
Herman kon mij niet loslaten, durfde niet naar voren te stappen voor een laatste groet.
“Ga nu maar even,” zei ik, ”anders krijg je er later misschien spijt van.”
Hij nam twee kleine stapjes, zakte een beetje door zijn knieën en zei zachtjes: ”We zien elkaar wel weer...later.”
Met een dun kusje bezegelde hij deze belofte.
Hierna viel ook hij in mijn armen en liet hij zijn tranen de vrije loop.
Ook voor hun wilde ik sterk zijn, wilde ik mijn emoties niet tonen.
Mijn tranen bleven als secondenlijm hangen aan de achterkant van mijn ogen en mijn kaken deden pijn van het hard op elkaar bijten van mijn kiezen.
Ik mocht niet huilen, ik móest sterk zijn.
“Als iedereen afscheid heeft genomen……zal ik dan maar?”
De arts doorbrak de stilte.
Hij had zijn anders scherp klinkende stem op het juiste emotionele niveau afgestemd.
Met een zachte knik bevestigde ik de afspraak die wij eerder deze week gemaakt hadden.
Schijnbaar geroutineerd deed hij zijn werk en even later stopte de ademhaling en werden poten en staart langzaamaan slap.
Het was voorbij.
“Hij heeft een mooi leven gehad”, lispelde ik.
Nog steeds geen enkele traan op mijn gezicht die zou verraden hoeveel verdriet ik had.
Bij het naar huis gaan van mijn kinderen en mijn moeder verzekerde ik iedereen dat het goed ging met me.

Ik had er vrede mee.
Nee, ik zou Chester morgen zelf bij de dierenarts afgeven.
Hij mocht nog een nacht in zijn eigen mandje liggen.

Ze hoefden me niet te helpen.
Ik zwaaide tot iedereen uit zicht was.
Bijna onhoorbaar sloot de deur zich achter hen. De sleutel twee keer rond en de knip op de deur.
Mijn kaken ontspanden, de tranen bewogen zich naar voren.
De hele nacht heb ik gehuild, met Chester op mijn schoot.
 
5-9-2017

 

bottom of page