top of page

Britt

De kaarsen brandden en hij vroeg zich af of de brandtijd die op de verpakking vermeld stond ook een reële was; vier uur zou het moeten duren voordat de vlammetjes zouden doven.
Ze waren niet duur, de kaarsen. Vijftig cent per stuk voor de kleintjes en een euro voor de grotere.
Een klein gleufje in het deksel van het verder gesloten doosje, gaapte in de hoogte in afwachting van het beloofde geld.
Hij had er twee van een euro gekocht.
Het was stil. Maar als je goed luisterde kon je het knisperen van de brandende pitten horen.
Maar dan moest je wel goed luisteren.
Hij kwam hier eigenlijk nooit, want hij had niets met het branden van kaarsjes. Maar vandaag was anders.
Waarom wist hij niet, maar hij móest een kaasje branden voor haar.
Dus hij was naar het kapelletje gegaan waar hij ooit met regelmaat langs kwam.
Het was een klein, wit kapelletje met een grote gietijzeren poort die hem met open deuren omarmde.
“Kom binnen, hier is ’t goed”, leken de deuren te zeggen en hij was zonder verdere twijfel de kleine galmende ruimte in gegaan.
De aansteker die aan een kettinkje hing deed het wonderbaarlijk genoeg in een keer.
De kaarsjes zette hij tussen andere brandende kaarsjes en kaarsjes die al waren gedoofd; de vier uren voorbij.
Een andere bezoeker keek hem aan terwijl hij zijn zojuist betaalde kaarsjes plaatste.
Hij wist eigenlijk helemaal niet of je wel een kaarsje kon branden voor een overleden hondje.
Maar het zou vast wel goed zijn, als de intentie maar zuiver was.
En die was zuiver.
Nadat hij even had staan kijken naar de flakkerende lichtjes, draaide hij zich om en verliet het kleine kapelletje.
Hij pakte zijn fiets, maar  besloot om naar huis te lopen.
Dan kon hij nog even genieten van het moment dat hij net voelde.
Het moment dat zij nog even bij hem was.
 
30-11-2015
_________________________________________________________________________________

bottom of page