top of page

 

Oma

De tafel glom. Geen vingerafdruk of koffierandjes van naast onderzetters geplaatste kopjes waren zichtbaar.
Ook op de kast was geen stofje te vinden.
Ja, dat was oma. Altijd alles zuiver. Nee, proper.
In de keukenkastjes stonden de pannen netjes in volgorde van grootte opeengestapeld en in de voorraadkast stonden 21 mandjes met diverse artikelen keurig gesorteerd bij elkaar.
Aan de deur van de voorraadkast hing een Ikea-houder met daarin de stofzuigerstang en de stofzuigerslang.

De laatste keurig er omheen gedrapeerd; alsof het de sluier van een koninklijk gewaad betrof.
Alles was schoon en netjes, alles was opgeruimd, alles had zijn laatste rustplaats gevonden.
Oma ook.
De laatste keer dat ik haar zag lag ze in een verfrommelde ziekenhuispyjama onder onopgemaakte dekens.

Het glas waarin haar gebit was gedaan stond naast een servetje waarvan ik zeker wist dat oma het er had neergelegd voor het glas, zodat er geen kringen op het nachtkastje zouden komen.
Zo was oma, zo was niet het ziekenhuispersoneel.
Haar haren waren verworden tot een grote ondoordringbare en stugge bos haar; haar ogen waren ingezakt.
En van de verzorging die zij thuis altijd aan zichzelf toebedeelde was niets meer terug te vinden.

Ze had zich bevuild en ze stonk.
Zo niet haar huis.
Dat rook naar geurzakjes en mottenballen.
Nu heeft ook oma haar laatste plekje gevonden.
Graf nummer zevenenzeventig; naast haar oude bingo-vriendin, Toos. 

Een net plekje.
En ik ben blij voor haar, want een net plekje heeft ze verdiend.
Maar waar ik ook ben, thuis, op bezoek, of in 't café, altijd kijk ik hoe de kopjes of glazen staan.
En mijn God, wat ben ik dan blij als ze dan naast de onderzetters staan.

25-6-2015

 

bottom of page