top of page

Met tranen in zijn ogen keek de man naar de steen.
Een steen tussen zovele andere stenen.
Maar hij keek speciaal naar deze ene steen.
Een steen die, glad gestreken door de tijd, glom als een spiegel.
Hij had niet echt veel op met die steen, maar toch bleven zijn ogen gefixeerd op dat ene stukje waar de tijd nog geen vat op had gehad.
Dat was het stukje waar haar naam stond....‘Miriam’.
Hij had de steen niet nodig om aan haar te denken, dat deed hij elke dag.
Maar zoals elk jaar was hij ook nu weer gekomen, om even alleen te zijn met de steen.
Hij opende een klein flesje champagne, proostte en dronk het vervolgens in een teug leeg.
"Lieverd, gefeliciteerd met je verjaardag. Ik hoop heel snel bij je te zijn en anders dan drink ik hier volgend jaar weer een glas met je.”
Na een tweede glas -en nog een halve- stopte het lege flesje in de zak van zijn vaal grijze jas, zette zijn hoed op en verliet, zonder nog een keer om te kijken, de begraafplaats.
De grote gietijzeren poort piepte bij het sluiten. Met een harde, metaalachtig klinkende, klik liet de poort horen dat zij gesloten was.
Zijn vriendin wachtte op hem. Een eindje verder op waar de wind minder vat op haar had.
“Gaat het lieverd?”
 “Nee, het gaat niet. Het is gewoon niet eerlijk dat ik mijn dochter heb overleefd; het is gewoon niet eerlijk”.
Zwijgend liepen ze naar huis, waar stilzwijgend de erwtensoep werd gegeten. 

Zoals elk jaar op haar verjaardag.

22-11-2015

 

bottom of page