top of page

"Weet je", zei ze op zachte toon, "in al die jaren dat we nu bij elkaar zijn heb je me nog nooit teleur gesteld."

Haar oude, vermoeide ogen keken in de zijne. Ze straalden nog net zo als toen hij haar had leren kennen.

Hij pakte haar hand en wreef over de rimpelige, oude huid.

Zijn liefde voor haar ontstond toen zij -ze was toen een jaar of eenentwintig- een sneetje in zijn hoofd moest hechten. Hij voelde haar zachte vingertoppen, zag haar parelwitte tanden wanneer ze lachte en haar sprankelende ogen en precies op dat moment werd hij verliefd. En hij merkte dat zij ook op hem verliefd was.

Hij was eenendertig, ze scheelden tien jaar.

"En weet je," ging ze verder, "dat ik nog even  verliefd op je ben als zestig jaar geleden?"

"Ik weet 't." zei hij. En daar was geen woord van gelogen.

In die zestig jaar dat ze elkaar kenden was er geen moment geweest dat ze niet onnoemlijk verliefd geweest waren op elkaar.

En toch waren ze best verschillend van elkaar. 

Hij kon vreselijk temperamentvol reageren als hij dacht dat haar onrecht werd aangedaan.

Dan kon hij vloeken en tieren en in een enkel geval had hij zelfs iemand bijna een klap verkocht.

Zij was altijd de rust zelve. Ze kon relativeren wanneer hij  explodeerde, zij kon sussen wanneer hij de confrontatie juist opzocht.

"Ik heb je nooit verteld, lief, hoe ik ons altijd gezien heb," ging ze verder, "maar voor ik vertrek wil ik dat nog met je delen."

"Kunnen we niet gewoon stil zijn en van elkaar genieten? Misschien moet je dat maar gewoon met je meenemen naar 'de andere kant'. Dan hoor ik het daar wel als ik daar ook ben aangekomen."

Maar zijn vrouw luisterde niet naar hem en ging onverdroten verder.

"Omdat wij elkaar altijd zo perfect aanvoelden vond ik ons eerst een soort Siamese tweeling; aan elkaar verbonden en precies hetzelfde. Maar wij zijn niet precies hetzelfde, integendeel.

Maar toch zijn wij onlosmakelijk aan elkaar verbonden en op een dag, in de snoepwinkel, toen wist ik het: wij zijn als een spekje. Jij de gele kant en ik de roze. Zó aan elkaar verbonden, maar ook zó anders."

"Een spekje...wij zijn een spekje...wat ontzettend lief, daar zal ik voortaan altijd aan blijven denken."

Hij keek naar haar, haar broze lichaam dat elk moment kon stoppen met ademhalen. 

Ze zwegen even en allerlei gedachten gingen door zijn hoofd.

Zou het zo voortaan zijn in huis, zo stil? Zou hij zich eenzaam voelen, of zou hij nog de kracht hebben om regelmatig naar de koffiekamer te gaan of om een balletje te tikken op het biljart met de weinig andere oude mannen in het huis?

"Wil je wat voor me doen, spekje, op de dag van mijn begrafenis? Wil je alsjeblieft aan iedereen, jong en oud, een snoepzak geven met daarin alleen maar spekjes? Wil je dat nog voor me doen?"

Hij knikte. 

Op de dag van de begrafenis kwam de verkoper van Jamin mooi op tijd met drie grote dozen bij het uitvaartcentrum. Niet eerder had hij een bestelling gekregen voor een uitvaartcentrum. Hij vond het maar raar.

De oude man opende de dozen en gaf alle aanwezigen een in mooi cellofaan ingepakte grote spek.

En als iemand dan vroeg naar de betekenis, dan zei hij alleen maar: "Zij was de roze", in de hoop dat ooit, op zijn eigen begrafenis, iemand het begrepen had en hetzelfde zou doen met de mededeling: "Hij was de gele".

3-10-2017

bottom of page