top of page

Ik zag haar regelmatig lopen bij mij in de straat. De kromme vrouw, leunend op een rekje met vier wielen.

We passeerden elkaar nooit, waardoor er wederzijds nooit een 'goedendag' werd uitgewisseld.

Zij ging haar weg, ik de mijne. Oogcontact op afstand was er wel sporadisch.

En altijd, op een van die zeldzame oogcontact momenten, had ik het idee dat we elkaar kenden.

Maar ik had geen idee waarvan.

Ik stond er verder ook niet zo bij stil; altijd in gedachten, 24/7 muziek in mijn hoofd...drukte in het brein.

Ik denk ook dat ik er geen ruimte voor maakte om te graven in mijn geheugen. Om haar jonger te zien dan ze nu was en om vervolgens te bedenken waar ik die jonge(-re) vrouw van kende.

Toen ik, een maand of drie geleden, bij de voordeur de post uit de brievenbus haalde, hoorde ik het kenmerkende geluid van haar looprekje: het piepende geluid van een van de wielen die inmiddels zelf ook aangaf oud, versleten en moe te zijn. Ze kwam dichterbij. 

Afwijkend van de route die ze doorgaans liep, stak ze de straat over en kwam recht op me af.

"Dag Huub, jij bent toch Huub hè?"

Ik ontkende dat niet, hoewel heel mijn innerlijk wilde uitschreeuwen dat ik het niet was.

Het gevoel 'die andere' te zijn speelde op.

"Ja dat klopt," zei ik, terwijl ik haar vriendelijk aankeek, "Hoe weet u mijn naam?"

Een glimlach op haar gezicht trok rimpels recht, waarvan ik aanvankelijk dacht dat daar eigenlijk een reconstructiebedrijf voor nodig zou zijn geweest.

"Dat je mij niet meer herkent, dat snap ik. Maar ik zie je nog zo het conservatorium binnen lopen.

Altijd lachend, vriendelijk, behulpzaam en met maar een doel voor ogen: gitarist worden. En wij als docenten hadden er een hard hoofd in, wij hadden nooit gedacht dat je het zou halen. Dat durf ik je nu wel eerlijk te zeggen."

Ik vulde maar niet aan dat ik het zelf ook nooit gedacht had en dat ik het ook zeker niet had gehaald als bij het eindtentamen analyse mijn docenten niet enorm schappelijk waren geweest door me, met een vijf en een half, te laten slagen. Een cijfer wat ik absoluut niet waard was geweest.

Er ontspon zich een vragenvuur mijn kant op. Van hoe het met mij was gegaan na het conservatorium tot het aantal kinderen dat ik heb. Ik kon er geen speld tussen krijgen om te vragen wie zíj eigenlijk was. Ik kon me haar ook niet voor de geest halen en zelfs in die paar minuten dat we met elkaar praatten kwam mijn harde schijf niet veel verder dan een 'fatal eror' als het ging om enige herkenning. In mijn herinnering had ik nooit les gehad van een vrouw, dus het bleef voor mij een raadsel wie ze was.

Zo plots als dat het gesprek begon, zo plots duwde ze haar piepende rekje alweer aan de overkant van de straat richting....

Ik heb haar sindsdien niet weer gezien. Wel haar looprekje. Dat stond buiten bij het verzorgingshuis bij de achterdeuren van een ambulance.

Ik ben niet gaan kijken.

Had ik het maar wel gedaan, dan had ik nog kunnen vragen wie ze was.

Nu heb ik geen naam bij die docente vanuit mijn schooltijd en niet bij die aardige, oude mevrouw waarmee ik gesproken heb.

Slechts een kort gesprekje op straat en de herinneringen aan een piepend wieltje laat ze achter.

1-11-2017

bottom of page